Vragenderveen
Vragenderveen
Het Vragenderveen is een restant van een moerasgebied, dat zich over een groot deel van de Achterhoek en het aangrenzende Duitsland uitstrekte. Het veen werd door de boeren uit Vragender gebruikt om turf en geriefhout te winnen. Om het veengebied in stand te houden is eind vorige eeuw, samen met de gemeente Winterswijk en de Vereniging Natuurmonumenten, een herstelplan gemaakt. Het doel is om de waterstand in het hele veengebied te verbeteren. Daarvoor zijn dammen aangelegd en is het veen in compartimenten ingedeeld. Daardoor zijn er verschillende waterhoogten. Het plan is succesvol, want het zeldzame hoogveen groeit weer.
De bufferzone rond het veen is zo ingericht dat het landschapspatroon sterk overeenkomt met de situatie in de landbouw in de jaren dertig. Dat is gedaan om extra cultuurhistorische waarden van het veen te behouden.
Het Vragenderveen heeft zich gevormd in een Pleistoceen dalsysteem dat plaatselijk 70 m diep is, maar later vrijwel geheel is opgevuld met fluvioglaciale en periglaciale afzettingen. De veengroei is waarschijnlijk in het Laatglaciaal begonnen. Pollenonderzoek heeft aangetoond dat er tijdens het Boreaal mogelijk geen veengroei zou hebben plaatsgehad. Een onderzocht profiel toont een opeenvolging van 3,85 m veen bestaande uit gyttja, elzenveen, varenveen, zeggeveen, oud mosveen en jong mosveen. Een groot deel van het gebied is uitgeveend. Het Vragenderveen is een van de laatste venen waar nog een compleet ongestoord profiel aanwezig is. Dit is voor palynologisch onderzoek van zeer grote waarde. Op veel andere plaatsen zijn dit soort venen afgegraven.
Geologie
Het veen ligt in een tunneldal dat gedurende de voorlaatste ijstijd, zo’n 370.000 tot 130.000 jaar geleden, tot wel 100 meter diepte uitgesleten is. Dat kon gebeuren omdat smeltwater in het zomerseizoen met een enorme kracht onder soms honderden meters dik gletscherijs werd geperst. Toen de sneeuwlaag aan het einde van de ijstijd was verdwenen, kende het gebied waar Vragender deel van uit maakt hoogte- verschillen van wel 150 meter. Die verschillen zijn nagenoeg verdwenen. Het tunneldal is later dichtgeslibd, maar door de aanwezige leemlagen blijft het gebied nat.