’t Kloosterpad
Wandelroute 't Kloosterpad
Deze wandeltocht is 12 kilometer lang. De route is gemarkeerd met palen met rode koppen en gele pijlen. De route loopt tegen de klok in. U bent zeker 3,5 uur onderweg.
Wandelroute ’t Kloosterpad kunt u GRATIS downloaden. Op pagina 2 van de pdf file vindt u een uitgebreide plattegrond waarmee de route gemakkelijk gewandeld kan worden. Veel wandelplezier.
Wandelroute 't Kloosterpad
1. Molen de Vier Winden
Op de plaats van de huidige molen heeft tot 1958 een uit ±1860 daterende grondzeiler gestaan, die door de Firma Gebr. Gunnewick in verband met windbelemmering werd gesloopt en vervangen door een hoge stellingmolen. Hiervoor werd het achtkant en andere onderdelen betrokken van de uit 1869 daterende poldermolen van de Barnheemsterpolder bij Stedum (Gr.); Sindsdien is deze molen altijd in bedrijf gebleven voor het malen van veevoer en later vooral van ambachtelijke meelproducten.
Eén maalstoel draait uitsluitend op de wind. Twee andere maalstoelen worden elektrisch aangedreven. Als bijzonderheid kan één maalstoel omgeschakeld worden naar windkracht. De molenaar levert meel aan diverse bakkers in de omgeving. Het is de laatste molen in Nederland die om economische redenen is gebouwd. Frans Gunnewick, die deze molen in 1958 liet bouwen en sindsdien vele jaren bemaalde, overleed op 19 juni 2009.
Bron: Nederlandse Molendatabase
2. Meekesweg
Hier sta je op de hoek van de Meekesweg en de Beumweg en als je naar het zuiden kijkt ziet een behoorlijke daling in het landschap. Zeer waarschijnlijk een rest van de ijstijden, toen gletsjers vanuit het hoge noorden tot in dit gebied liepen en glooiingen in de bodem schoven. Zo ontstond het Oost Achterhoeks Plateau. Er zijn hier veel morenen te vinden die in het hoge noorden zijn ontstaan en als voetzool van de gletsjers naar dit gebied zijn geschoven.
3. Hier zie je een van de lopen naar de Weijenborgsebeek.
4. In het kloosterbos liggen raadselachtige wallen. Naar de herkomst wordt gegist. Vormen ze een versterking voor soldaten die in de Tachtigjarige Oorlog Bredevoort belegerden? Of was het terrein onderdeel van de middeleeuwse versterking ‘de Karsenberg’? Of hoorden de wallen bij het klooster Schaer, dat eeuwen terug in de buurt stond, en was het terrein bedoeld voor een gebouwdje waar een kluizenaar in afzondering zijn dagen kon slijten? De geleerden zijn het er nog niet over eens.
5. De zandweg wordt aan weerszijden begrens door houtwallen. Hoofdzakelijk met overstaanders van Amerikaanse, zomereik en beuk. De struiklaag bestaat voornamelijk uit sporkehout, wilde lijsterbes, gewone vlier, hulst en wilde kamperfoelie. Aan de rand van het struweel bevinden zich opvallend veel bladrozetten van vingerhoedskruid, dagkoekoeksbloem en bosanemoon als voorjaarsbloeier. Enige jaren geleden bloeide hier nog dalkruid, een typische bosplant van oudere bossen. In het voorjaar bloeit ook de witte klaverzuring, een zeer laag blijvende, lentebloeier die in grote groepen groeit.
6. De Schaarsbeek kan worden overgestoken over de door de PLV aangelegde brug, aan de sporen te zien lopen hier veel reeën. Van hieruit heb je een prachtig uitzicht over het Grote Goor in het noorden naar richting zuid, de Slingeplas.
7. De Schaarsdijk
De zandweg wordt aan weerszijden begrens door houtwallen. Hoofdzakelijk met overstaanders van Amerikaanse, zomereik en beuk. De struiklaag bestaat voornamelijk uit sporkehout, wilde lijsterbes, gewone vlier, hulst en wilde kamperfoelie. Aan de rand van het struweel bevinden zich opvallend veel bladrozetten van vingerhoedskruid, dagkoekoeksbloem en bosanemoon als voorjaarsbloeier. Enige jaren geleden bloeide hier nog dalkruid, een typische bosplant van oudere bossen. In het voorjaar bloeit ook de witte klaverzuring, een zeer laag blijvende, lentebloeier die in grote groepen groeit.
8. Nog een foto van het Grote Goor
9. Het Grote Goor
Het terrein Het Grote Goor is eigendom van de Vereniging Natuurmonumenten, maar wordt beheerd door de Stichting Marke Vragender Veen. Er is een verhoging gemaakt van waaruit goed te zien is hoe de Schaarsbeek, die in de buurt ontspringt, meandert door het gebied. Vanaf de verhoging kunnen ook goed de talloze vogels die er fourageren worden geobserveerd. Een verrekijker komt goed van pas. Naast de verhoging staat een schuilhut met informatie over het gebied en de belangrijkste flora en fauna.
10. Het natuurgebied ’t Pleiter
Dit perceel is een van de afgeplagde terreinen in de bufferzone en hier is de afgelopen jaren het nodige veranderd. De mossen die in het begin werden aangetroffen waren pioniers die (tijdelijk) verschijnen op open grond en meestal na een of twee jaar weer verdwijnen. Oermos, langhalsmos en flesjesmos waren de desbetreffende soorten. Deze soorten komen nu ook al op een aantal andere natuur ontwikkelingsterreinen voor. Toch is dit terrein zich op een aardige manier aan het ontwikkelen. De gelekte orchis groeit al op een aantal locaties en ook moeraswolfsklauw, blauwe knoop, dophei en kleine zonnedauw hebben zich hier al gevestigd. Een probleem zijn de struiken, zoals zwarte els en allerlei wilgen soorten die op het terrein groeien. Met alleen maaien kweek je alleen maar steeds groter wordende ondergrondse knopboompjes en met uitsteken creëer je alleen maar een ideaal kiembed voor de volgende generatie struiken en bomen.
Bron: Louis-Jan van de Berg
11. De route gaat hier naar rechts richting Natuur Observatie Post
12. Onderweg naar de Observatiepost loop je langs een rabatbos waar vroeger eiken werden gepoot om de eek te kunnen gebruiken voor het looien van de huiden en zo leer te maken.
De Natuur Observatie Post, 15 meter hoog en geeft je een prachtig uitzicht over het veen. De rijen boompjes die je ziet markeren de oude dijken waarover vroeger de boeren de turf uit het gebied konden dragen.
13. We volgen het pad naar links van de post, dit pad heette vroeger “De weg onderlangs het veen” en was een openbare weg. Na de ruilverkaveling waarbij de weilanden werden toegevoegd aan het veen, zijn deze paden overgedaan naar de Stichting Marke Vragender Veen en daarmee onttrokken aan het openbaar verkeer.
Op deze splitsing houden we links aan, dit was vroeger de plek waar excursies begonnen en waar soms wel meer dan 20 auto’s langs het pad stonden.
Na deze bocht krijg een lang recht stuk naast ook een rabatbos.
14. Iets over de helft van dit pad is ook een Amfibiënpoel gemaakt. Hier zijn veel libellen, kikkers en eendjes te vinden, ook de kraanvogels staan hier regelmatig.
15. De parkeerplaats aan de Maneschijnweg
Hier kan geparkeerd worden voor een bezoek aan het Vragenderveen. Wie in het veen wil moet dat doen onder leiding van een gids, want zonder is het daar te gevaarlijk. Vanaf de parkeerplaats kan wel een tocht worden gemaakt rond het veen, een route van zo’n 10 kilometer. Die tocht heet het Schaddenpad en is gemarkeerd. De parkeerplaats is ook het startpunt voor excursies in het veen.
16. Een van de vele plaatsen waar de Vragenderbeek ontspringt
Ergens langs de Verlengde Meekesweg ontspringt de Vragenderbeek. Het gebied staat bekend als een van de terrasrandbeken aan de rand van het Oost-Nederlandse plateau. Dit deel kent relatief veel hoogteverschil en de terrasrandbeken zijn herkenbaar in het landschap. Het landschap is nog vrij natuurlijk. De terrasrandbeken die hier voorkomen zijn de Lievelderbeek, Vragenderbeek, Weijenborgerbeek, Visserijbeek en de Zilverbeek.
De watervoerende dekzandlaag is op de terrasrand erg dun. De terrasrandbeken hebben dan ook een sterke drainerende werking op deze dunne dekzandlaag, die zich hier op een slecht doorlatende pleistocene leemlaag bevindt. Hierdoor zijgt neerslag nauwelijks in, maar wordt het versneld afgevoerd door deze beekjes. Korte en heftige piekafvoeren zijn dan ook kenmerkend voor deze terrasrandbeken.
Het uittredend grondwater is vaak zeer ijzerrijk en mede bepalend voor de samenstelling van het beekwater.
Bron: Baaksebeek.nl
17. Archeologisch onderzoek
Op dit veld aan de Kapelweg is in 2005 archeologisch onderzoek verricht. Daarbij zijn resten van bewoning uit de ijzertijd aangetroffen. Het gebied ligt op een hoger gelegen plateau-achtige terrasrest en zal vanaf het Laat-Paleolithicum (tot 12.000 jaar geleden, einde laatste ijstijd) geschikt zijn geweest als (tijdelijke) nederzettingslocatie. De nabij gelegen Vragender Beek was hierbij een belangrijke bron voor voedsel (visvangst), (drink)water en een plek waar het vee kon grazen (weidegronden). Vanaf het Neolithicum (vanaf 11.000 jaar) was het gebied geschikt voor permanente bewoning en vormde een uitvalsbasis voor de ontginning van de vruchtbare landbouwgronden op de plateau-achtige terrasrest. Vanaf het einde van de late-Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd werd het landbouwareaal in stand gehouden door het opbrengen van een plaggendek/esdek.
Bron: Econsultancy.nl